De stichting MenM verzamelde beginjaren ’90 met name materialen van vóór de jaren ’20 en deze kwamen beschikbaar bij sloop of verbouwingen. Na de Monumenten Inventarisatie kregen monumenten uit de periode 1850-1940 een aanwijzing. Daardoor steeg de publieke interesse voor gebouwen en authentieke bouwmaterialen uit deze periode en sindsdien verzamelt de stichting ook bouwmaterialen van ná de jaren ’20. 

Bouwgolf na 1880

Na 1880 en begin 20e eeuw leidde de grote bouwgolf tot de Woningwet van 1901, waarin de kwaliteit van de sociale woningbouw werd gereguleerd. De Eerste Wereldoorlog zorgde voor stagnatie in deze bouwgolf door gebrek aan materialen. In de jaren ’20 vond buiten Nederland de wederopbouw plaats van wat in de oorlog was verwoest. De vraag naar bouwmaterialen steeg, met name in deuren. Nederland realiseerde in die tijd grootschalige sociale woningbouw.

Vanaf 1921 paneeldeuren

De firma Bruynzeel ging in 1921 als eerste seriematig deuren produceren en om precies te zijn uitsluitend paneeldeuren. Daarvoor werden in de Rotterdamse stoomtimmerfabriek al grote hoeveelheden deuren gemaakt, maar niet als een specialiteit. De nieuwe fabriek werd gebouwd nabij de Hembrug in Zaandam. Deze locatie bood voldoende ruimte voor de expansiedrift van firma Bruynzeel. De kennis over industrialisatie en moderne bedrijfsvoering haalde Bruynzeel uit Amerika en de benodigde machines kwamen uiteindelijk daar vandaan. Echter deze Amerikaanse aanpak betekende niet dat hij voor het realiseren van zijn plannen afhankelijk wilde zijn van geldschieters en banken. ‘Ieder dubbeltje moest een paar keer omgedraaid worden voordat het uitgegeven mocht worden.’

Mechanisatie

Toeleveranciers van de bouw haakten in op de trend en konden, sneller dan voorheen, producten van eenzelfde kwaliteit leveren. Het houtvak vernieuwde zich en technieken om hout sneller en beter te drogen kwamen beschikbaar. In 1905 werd in Amerika triplex uitgevonden waardoor ook minder geschikte houtsoorten als berken konden worden verwerkt.

Standaardisatie

Bruynzeel koos voor mechanisatie, specialisatie en standaardisatie. De in 1920 opgerichte NV Hollandse Deurenfabriek C. Bruynzeel en Zonen kon al vanaf juni 1921 met de productie van zogenaamde paneeldeuren starten. In een gestandaardiseerde maatvoering en vormgeving. Dit gebeurde enerzijds volgens een planmatige en tot in de details doordacht systeem van herhaling. En anderzijds met de nodige zorg en waarborg dat de producten zouden voldoen aan alle eisen betreffende doelmatigheid, afmeting, schoonheid en soliditeit. 

1 miljoen deuren per jaar

De 20 jarige directeur wilde in 1921 beginnen met 1000 deuren per week en een prijs per deur van FL 15,-. De concurrentie zat hem op de nek met een stuksprijs van FL 8,- tot 9,-. Toch slaagde men erin om het eerste halfjaar 35.000 Bruynzeeldeuren te produceren. Dat werden er later 4000 per week en dit groeide door naar 1 miljoen per jaar. In 1935 zakte  de prijs zelfs naar FL 1,90 (negen dubbeltjes) per deur. Ondanks de ‘schijtprijzen’ slaagde Bruynzeel erin de markt grotendeels te veroveren met een kwaliteitsproduct. Dat kon door een nauwkeurigere selectie en controle van de grondstoffen en het streven naar een nog doelmatigere productie.

Duel in het Groningse

Afnemers waren niet zomaar te overtuigen. De eerste zending Bruynzeeldeuren stuurde de afnemer per omgaande retour met de opmerking dat ‘ze niet eens goed genoeg waren om er kippenhokken van te bouwen’. Het personeelsorgaan Contact van Bruynzeel’s Deurenfabriek vermeldt in die zin een merkwaardig voorval in het Groningse Grootegast. Een architect wilde Bruynzeeldeuren toepassen maar de aannemer wilde niks van ‘dat fabrieksspul’ weten. Het leidde tot een weddenschap om een borrel en een duel tussen de Bruynzeeldeur en de deur van de aannemer. Beide deuren vielen van een dak met de punt naar beneden op de grond. De Bruynzeeldeur bleef heel en die van de aannemer lag in gruzelementen. Dit was stellig het begin van de Bruynzeelvictorie in het Groningse. Nadat de binnenlandse markt razendsnel was veroverd gingen in 1923 de eerste exportdeuren naar Engeland en daarna volgden Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Oost- en West-Indië, Frankrijk, België en zelfs IJsland. Voor de Duitse markt werd een fabriek in Hamburg opgericht.

Opbouw authentieke Bruynzeeldeuren

De deuren van Bruynzeel zijn gemaakt van vurenhouten stijlen en dorpels, die met deuvels aan elkaar zijn verbonden. Om kromtrekken van de deurstijlen tegen te gaan werd het hout overlangs doormidden gezaagd en de beide delen omgekeerd aan elkaar gelijmd.

De binnenzijde van de stijlen en dorpels kregen het, voor Bruynzeel zo kenmerkende, schuine profiel. Andere timmerfabrieken, die de concurrentie met Bruynzeel aangingen, pasten afwijkende profileringen toe. Bijvoorbeeld een kwartrond profiel.  Qua vormgeving en maatvoering komen deze deuren overeen met die van Bruynzeel. De ruimte tussen de stijlen en dorpels werd ingevuld met berken multiplex of glas.

Standaardisatie

Bruynzeel voerde een gestandaardiseerde maatvoering in en die wordt nog altijd toegepast.

  • Gestandaardiseerde hoogtematen: 201,5 cm of 211,5 cm.
  • Gestandaardiseerde breedtematen: 58, 63, 68, 73, 78, 83 of 88 cm.

Kastdeuren hadden vaak de smalle maten van 58, 63 of 68 cm en binnendeuren de bredere maten.

Bruynzeel leverde een groot aantal standaardmodellen.

  • Dichte deuren, met een aantal panelen die liggend of staand waren aangebracht.
  • Deuren met glas waarbij onderscheid gemaakt werd in deuren die alleen bovenin glas hadden (bovenlichtdeur) en deuren met bijna alleen maar glas (glasdeur).
  • Het glas kon op verschillende standaardwijzen worden opgedeeld door middel van houten roeden. En suite deuren leverde Bruynzeel standaard als twee glasdeuren met roeden waarin het schuifsysteem werd aangebracht.
  • Kastdeuren waren aan de voorzijde zodanig uitgevoerd dat over de deur heen behangen kon worden.

Blank en gefigureerd glas

Het glas was blank of gefigureerd. Twee typen gefigureerd glas waren vanaf 1915 populair: het ‘spinnenwebje’ en de ‘bergjes’. Naast vlak of gefigureerd glas kwam glas in lood na de Tweede Wereldoorlog in de mode. Meestal eenvoudig en rechthoekig gezet glas in lood zonder kleuren.

Deurgreep

Voor de greep van de deurkrukken is veelal bakeliet gebruikt. Vóór de Tweede Wereldoorlog had de bakelieten deurkruk nog een ijzeren gedeelte. Na 1945 kwamen er deurkrukken die geheel in bakeliet waren uitgevoerd.

Vanaf 1933 ook fineerdeuren

Vanaf 1933 startte Bruynzeel de productie van fineerdeuren en kon daarin de edele en duurdere houtsoorten als dekfineren verwerken. Het gebruik van fineer is niks nieuws en voert terug naar de oude Egyptenaren. De moderne machinale technieken van het fineersnijden en -schillen maakten het mogelijk om deze deuren snel en efficiënt qua materiaalgebruik in al hun eenvoud te produceren. Op een stabiel rooster van gestoomd-gedroogd werd aan weerszijden fineer onder hoge druk gelijmd.  

Fineerdeuren werden als binnendeur gelanceerd en nadien ook als buitendeur toegepast. En na de drooglegging van het geïnundeerde Walcheren bleken deze in prima conditie te verkeren.

De Wederopbouw

Eind jaren ’40 werden in Nederland, tijdens de Wederopbouw, in snel tempo nieuwe woningen gebouwd. Bruynzeel kwam de oorlog goed door en kon de know-how en opgedane ervaring met het standaardiseren en prefabriceren vertalen naar de productie van allerlei onderdelen voor de woningbouw. Deze konden op de bouwplaats worden gemonteerd. De standaarddeuren van Bruynzeel pasten goed in dit proces. In deze periode zijn vooral de vierpaneels- en soms de vijfpaneels- Bruynzeeldeuren toegepast. Nagenoeg geen deuren met horizontale of verticale roeden en panelen. In die tijd is bij de slaapkamer- en keukendeur het bovenste paneel vervangen door glas.  Voor suitedeuren en tocht- en keukendeuren zijn wel glasdeuren met roeden of met glas in lood gebruikt. Hetzelfde gebeurde in de hangende keukenkastjes.

 

Opkomst fineerdeur

Tot ongeveer 1960 zijn de vierpaneels Bruynzeeldeuren op grote schaal toegepast. Daarna veranderde de mode en ging de woontrend richting strakke interieurs. De consument verfoeide de profileringen met stofnesten en spijkerde over de originele deur een hardboardplaat. De vele deuren met spijkergaatjes in de collectie van de stichting zijn daarvan de stille getuige.

Bruynzeel speelde in op deze ‘vlakke’ trend door de productie te verleggen naar vlakke deuren zonder panelen of glas. Dat kon makkelijk omdat de aanzet voor deze strakke fineerdeuren al in de jaren ’30 was gegeven.

Ouderwets wordt weer modern

Zoals vaker in de geschiedenis van architectuur en kunst heeft plaatsgevonden, keert de mode terug in vroegere voetsporen en zet zich af tegen wat zoal in voorgaande perioden is geproduceerd. Dit verklaart enerzijds de ‘slechte’ naam van (vlakke) Bruynzeeldeuren en anderzijds de hernieuwde opkomst van deuren met panelen en glas. Als een eigenaar van een pand uit de jonge periode de moeite neemt om het pand terug te brengen naar de oude staat, dan zal hij zeker ook rekening moeten houden met de stijl van het pand en de materialen die erbij passen. Een Bruynzeeldeur is weliswaar niet vreselijk oud, maar voorzien van origineel deurbeslag verhoogt ze beslist de beleving en de historische waarde van een interieur, waarin die elementen van oorsprong thuishoren.